Recht tussen vier banken
De vierschaar was een plek waar recht gesproken werd en was vooral in de middeleeuwen en het latere “ancien régime” populair.
De naam ‘vierschaar’ verwijst naar de vier banken waartussen recht gesproken werd en is een voorloper van ons huidig rechtssysteem.
Vanaf de middeleeuwen lieten zowel de graaf als de lagere heren hun rechterlijke bevoegdheid door anderen waarnemen. De lage rechtspraak werd namens de heer uitgeoefend door schout en schepenen. Hiertoe benoemde de heer enkele mannen, de schepenen, die samen de schepenbank uitmaakten. De schout trad op als voorzitter en tegelijk aanklager, de schepenen als jury en rechters.
De naam vierschaar komt van het vierkant van vier banken waarbinnen recht wordt gesproken. Oorspronkelijk werd er buiten recht gesproken, traditioneel onder een linde (op de weergave hoger is er echter geen linde te bespeuren). De linde, waarin de godin Freya zou huizen, bood bescherming aan de gemeenschap. Bij die boom waren vier banken in een vierkant geplaatst, waarop de schepenen plaats namen; in het midden stond dan de beschuldigde. Op de banken nam een traditioneel vastgesteld aantal (7, 9, 12) gezworenen (schepenen, welgeboren mannen) plaats als vertegenwoordigers van de gemeenschap.
Met spannen (d.i. sluiten) in de uitdrukking “de vierschaar spannen” wordt hoogstwaarschijnlijk bedoeld het met een touw omgeven van de banken, waarbinnen de beschuldigde stond.
De uitdrukking een ‘geding aanspannen’ herinnert nog aan deze praktijk. Op het grondgebied Oudenaarde in de Wortegemstraat, op de grens tussen Bevere en Moregem is nog een originele vierschaar te zien.
Een kopie ervan werd opgesteld in Bokrijk.
Ook in Wachtebeke is er nog een oude vierschaar met een octrooi van Filips II van Spanje in gerestaureerde staat te bezichtigen.
De “vierschaer” in Antwerpen.
“De beschuldigde werd in de folterkamer van het Steen tot bekentenis gedwongen en daarna voorgeleid in de Vierschaer. De zitting vond plaats in openlucht, zodat God kon zien dat alles correct verliep. De “Hogere Vierschaer” oordeelde over “lijf en lid, doodstraf of verminking.” s Anderdaags werd de misdadiger meteen terechtgesteld. De Vierschaer lag op de hoek van de Zak- en de Steenstraat, maar moest in 1498 plaatsmaken voor de uitbreiding van de Sint-Walburgiskerk, waarop ze verhuisde naar de hoek van de Zak- en de Mattestraat. In 1847 werd ze gesloopt en vervangen door een pakhuis.”
* * *